Dinsdag 20 augustus

We worden wakker als het nog donker is doordat er een auto naast de camper stopt. Gewoon een vroege visser, maar Kia gaat geweldig te keer. Voor we wegrijden zijn er nog twee vissers bij gekomen, dat is blijkbaar het nadeel van dit soort plekjes. We pakken de route touristique weer, maar na een half uur rijden zijn we nog maar 5 kilometer verder geslingerd en dat gaat ons toch iets te lang duren. We willen bovendien de auto een beetje sparen, want de koppeling heeft een akelige piep ontwikkeld. Dus rijden we via iets grotere wegen richting La Gacilly.

LA GACILLY

La Gacilly is vooral bekend doordat de Yves Rocher cosmetica-fabriek hier gevestigd is. Het is echter ook het eindpunt van de Aff, een klein riviertje wat over negen kilometer bevaarbaar is en volgens verschillende vaargidsen een van de mooiste stukjes vaarwater van Frankrijk moet zijn. Het stadje is zeker een van de bloemrijkste plaatsen, zelfs de stuw hangt vol plantenbakken. We vinden er een mooie parkeerplaats aan het riviertje, voorzien van een toilet waar we onze wc-tank weer eens kunnen leegmaken. Te voet maken we een rondje door het dorp, waar verschillende artisans gevestigd zijn, zoals een glasblazer, een pottenbakker en een leerbewerker.

Volgens onze vaargids uit 1926 heeft de Aff een verhard jaagpad dus gaan we vol goede moed met de fiets op pad: een jachtje huren bij de drukke basis gaat ons toch echt te ver... Maar blijkbaar is er in de loop der tijd toch het een en ander veranderd, want het pad buigt al snel van de rivier af, het bos in. Wel leuk fietsen, maar wanneer het pad aan een weg eindigt geloven we het wel: wat we van de Aff gezien hebben vonden we ook niet zo buitengewoon. Waarschijnlijk is de Aff met een jacht net zoiets als de Somme met een spits doen. En dat ook nog zonder sluizen!

Onderweg stoppen we nog even bij het beroemde Ile aux Pies (Ekstereiland). Hier mondt de Aff uit in de Oust ofwel het Canal de Nantes à Brest. Bovendien is er een steile rotswand. Een leuk stekje, maar niet spectaculair naar ons idee. Er is een camping die er wel goed uit ziet. Wij rijden echter door naar Redon, het kruispunt van de Vilaine (noord-zuidverbinding) en het Canal de Nantes à Brest (oost-westverbinding door Bretagne), waar we het Musée de la Batellerie de l'Ouest willen bezoeken.

REDON

Redon lijkt een campervriendelijke stad, met veel parkeerplaatsen en een serviceplekje bij de capitainerie aan de jachthaven. Voorheen was dit het Grand Bassin, waar zeeschepen gelost werden. De Ecluse maritime staat nu open: sinds 1972, toen de stuw van Arzal in de monding van de Vilaine aangelegd werd, is hier geen tij meer. Bij het serviceplekje staan ook een paar campers geparkeerd, maar wij rijden naar de andere kant van de haven, waar we net voorbij het museum een mooi plekje onder de platanen vinden. Op de punt van het 'schiereiland' staat een kruis, ter herinnering aan de Bretonse binnenvaart.

Omdat het museum pas om drie uur open gaat wandelen we eerst wat rond. We bekijken een paar oude vrachtschepen in het bassin, de gerestaureerde Pacifique en de er wat verwaarloosd uitziende La Paix, die bij het museum blijken te horen. De Pacifique is in Luik gebouwd, horen we later, en is vervolgens door de schipper zelf via de Loire (Briare) naar Bretagne gevaren. Er ligt ook een oude zeesleper, de Attis, met zijn levensverhaal op de deur. In de Vilaine ligt nog de Mistral, die in 1977 de allerlaatste reis zand gedaan heeft, maar nu omgebouwd is tot woonschip. De St-Christophe vaart tegenwoordig met passagiers. Bij een watersportwinkeltje schaffen we een vaarkaart van de Bretonse kanalen aan, aangezien je daar toch beter sluizen mee kunt vinden dan met een gewone kaart. In een boekhandel kopen we later nog een kijk- en leesboek over het Canal de Nantes à Brest.

Bij het sluisje wat het Grand Bassin met de westelijke helft van het Canal de Nantes à Brest verbindt vallen we met onze neus in de boter, of liever gezegd in de olie: er is een hydraulische slang los geschoten, waardoor de sluis vol olie zit. Twee medewerkers van de service de navigation zitten onder de passerelle te werken, twee gendarmes komen poolshoogte nemen en twee pompiers zijn bezig de olie, waar zaagsel op gestrooid is, uit het water te scheppen. Dat laatste lijkt niet eens zo'n slechte oplossing.

We slaan rechtsaf naar de Ecluse de l'Oust, die oorspronkelijk het westelijk deel van het kanaal met de Vilaine verbond maar nu buiten gebruik is. Aan de overzijde van de Vilaine zit weer een sluis, de Ecluse de la Digue, naar de oostelijke helft van het Canal de Nantes à Brest. Ook deze sluis is gesloten: jachten komen tegenwoordig een kilometer of zes verder naar beneden op de Vilaine, bij de Ecluse des Bellions, en varen dan door het Grand Bassin het kanaal van Nantes naar Brest in. Vroeger staken de vrachtschepen in Redon de Vilaine recht over, van de Ecluse de la Digue naar de Ecluse de l'Oust, maar dat had nogal wat voeten in de aarde als er wat stroom liep. Men moest dan via een ingewikkelde manoeuvre, met behulp van touwen op de brug en een een lier op de wal, weer voor de andere sluis zien te komen. Net beneden de kruising was vroeger ook nog een stuw, die nu, op een pijler op de wal na, verdwenen is.

In het museum krijgen we eerst weer een leuke videofilm met allerlei historische informatie en interviews te zien. Daarna bekijken we de collectie, vooral oude foto's en maquettes van sluizen en schepen. Een bijzonder scheepstype was de pénette, een soort duwbak die uit twee helften bestond, zodat men op smalle rivieren als de Aff rond kon. De dame achter de balie lijkt ons niet zo goed op de hoogte, maar als er een oudere mijnheer met een schipperspet binnenkomt stappen we toch maar eens het kantoor binnen. Goed gegokt: hij leeft helemaal op als hij hoort dat we varen, zelf is hij namelijk een van de laatste binnenvaarders uit de regio geweest.

Er volgt een leuk, maar chaotisch gesprek, waarbij we over en weer heel wat informatie uitwisselen, want de binnenvaart is duidelijk zijn grote passie. Hij neemt ons nogmaals het hele museum mee door voor een extra toelichting, over wie wie is op de foto's en op welke schepen hij heeft gevaren, waar welke schepen voor gebruikt werden (de Chalands de Rance konden helemaal naar de kanaaleilanden) en hoe de scheepvaart georganiseerd was (geen tour de rôle, behalve tijdens de Duitse bezetting, maar samenwerkingsverbanden). De belangrijkste ladingsoorten waren kalk (om de grond minder zuur te maken), zand, hout en leien.

Regelmatig lopen we terug naar het kantoortje, tevens bibliotheek, om in het boek La Batellerie Bretonne te kijken, blijkbaar de bijbel van de Bretonse binnenvaart, wat we ook al in Hédé gezien hadden. Het boek blijkt opgedragen aan zijn moeder, Jeanne Debray. We krijgen ook precies te horen welke (Franse) collega's dit museum voor ons bezocht hebben. Gelukkig staat de camper dichtbij, zodat we wat foto's kunnen halen, die we speciaal voor zo'n situatie meegenomen hadden.

We hadden langzamerhand de indruk gekregen dat het hier in Bretagne allemaal nog niet zo slecht geregeld is, de medewerkers lijken allemaal een stuk enthousiaster dan het VNF-personeel, men geeft de voorkeur aan mensen op de sluizen in plaats van automaten en alles ziet er toch redelijk onderhouden uit, maar volgens monsieur Debray was en is het hier ook een grote puinhoop doordat de kanalen onder zoveel verschillende autoriteiten vallen, die zich allemaal moeten laten gelden. Redon bijvoorbeeld, ligt op een drielandenpunt van de departementen Ille-et-Vilaine, Morbihan en Loire-Atlantique. We blijven tot sluitingstijd, krijgen allebei nog een zelfgeknoopte sleutelhanger en beloven een kaartje uit Nederland te sturen.

's Avonds eten we bij een 'routier' aan de brug, gewoon wat de pot schaft. De patronne vindt het ook heel interessant dat we varen (wij tonen interesse in een oude reclamespiegel met afbeeldingen van schepen, maar daar is ze nogal aan gehecht) wist niet eens dat er nog binnenvaart bestond...

Musée de la Batellerie de l'Ouest, Quai Jean-Bart, 35600 Redon, tel. 33 (0)2 99 72 30 95
Péniche St-Christophe, 2 Quai Surcouf, 35600 Redon, tel. 33 (0)2 99 71 46 03
Office de tourisme, Place de la République, 35600 Redon, tel. 33 (0)2 99 71 06 04, www.ville-redon.fr www.rivieres-oceanes.com

Vorige Volgende


© PICARO