SCHEPEN
Binnenvaartschepen zijn er in allerlei soorten en maten.
SPITSEN
INDELING
RUIM
STUURHUT
MACHINEKAMER
ANDERE SCHEEPSTYPEN
SAMENSTELLEN
CIJFERS EN LETTERS
SCHEEPSNAMEN
VLAGGEN
ANDERE TEKENS
SPITSEN
De
spits is met z'n 38 à 39 bij 5 meter en ongeveer 365 ton laadvermogen tegenwoordig het kleinste gangbare type binnenvaartschip.
Anders dan de naam doet vermoeden is een spits niet 'spits', maar juist zo 'vierkant' als mogelijk gebouwd, om met zijn door de afmetingen van de (Franse) sluizen beperkte maten toch
zoveel mogelijk lading mee te kunnen nemen. Die maten zijn in 1880 vastgelegd door de toenmalige minister van openbare werken, Charles de Freycinet. Daarom wordt een spits in het Frans naast '38m' ook wel Freycinet genoemd.
Er zijn in Europa nog ongeveer 1000 actief varende spitsen, meer dan de helft hiervan is Frans. Nederland telt nog zo'n 100 38-meters die actief zijn in het goederenvervoer.
Naast die echte '38-meters', zijn er ook een aantal spitsen van 42, 47 en 50 meter lang.
INDELING
Het grootste gedeelte van een
binnenvaartschip bestaat uit het ruim (of de tanks), waar de lading in ligt. Achter het ruim bevinden zich de stuurhut en het woongedeelte ('roef'), met daaronder de machinekamer. Helemaal achterin en voorin het
schip zit een 'piek', een waterdicht compartiment dat veiligheid biedt in het geval van een
aanvaring. Daarnaast bevindt zich in het voorschip meestal nog een 'vooronder',
dat uiteenlopende functies kan vervullen (slaapruimte, voorraad), en een tweede machinekamer voor
de generator en boegschroef.
RUIM
Het ruim wordt, bij droge-lading schepen, afgedekt
door aluminium panelen, die 'luiken' heten. Er bestaan verschillende soorten luiken (Friese kap, ronde luiken, schuifluiken). Deze luiken rusten op de 'den'. Dit bovenste gedeelte van het ruim is smaller, zodat de schipper er via het 'gangboord' langs kan lopen om de luiken open en dicht te maken, en om vanuit de stuurhut het voordek te kunnen bereiken. Het ruim bestaat uit een geraamte van 'spanten' dat met stalen platen is bekleed. In een enkelwandig ruim zijn deze spanten aan de zijkanten zichtbaar. Het geheel van zijplaten van een schip wordt meestal 'zijden' of 'huid' genoemd en het geheel van bodemplaten het 'vlak'. Op de 'sporen' (vloerspanten) ligt de 'buikdenning' (laadvloer) die van staal of hout kan zijn. 'Gebinten' (uitneembare dwarsbalken) zorgen voor een dwarsverband in het ruim. Daarnaast zie je in het ruim van spitsen vaak een 'waterschot', een dwarsschot van ongeveer anderhalve meter hoog. Bij een leeg schip is de stuurhut namelijk soms te hoog om onder bruggen door te kunnen en door dan 'ballast' (buitenboordwater) achter in het ruim te laten lopen zakt het achterschip.
|
|
STUURHUT
Het woord zegt het al, hier
wordt het schip bestuurd. Sommige schepen hebben een stuurhut voorop, anderen achterop, en een enkeling in het midden, maar bij veruit de meeste schepen bevindt de stuurhut zich tussen het ladinggedeelte en het woongedeelte.
De stuurhut is meestal van hout of aluminium. Hoewel zich in veel stuurhutten nog
een stuurrad bevindt, worden de meeste schepen tegenwoordig door middel van een pookje of joystick elektrisch
of hydraulisch bestuurd. Een schip stuur je met behulp van een of meerdere roeren, die zich achter de schroef bevinden. De stand van de roeren bepaalt de draairichting, de hoeveelheid schroefwater op het roer de draaisnelheid. Manoeuvreren is een samenspel van sturen en 'gas geven'.
|
|
Op het dashboard
van een schip zitten, naast de regulateur, ondermeer schakelaars voor de navigatieverlichting, verschillende controlemeters en alarmen voor de motor(en) en koppeling. In de stuurhut
bevinden zich verder allerlei instrumenten voor navigatie, zoals
GPS, PC met elektronische kaart, radar, camerascherm(en), kompas en dieptemeter, en voor communicatie. Marifoons dienen voor
contact met andere schepen en sluizen. Voor communicatie tussen de stuurhut
en het voordek is er een intercom. Daarnaast vind je tegenwoordig in
alle stuurhutten een GSM, voor zakelijke en persoonlijke contacten
met de wal, vaak verbonden met een fax of PC.
Soms moet de stuurhut, als hoogste punt van het schip, 'afgebroken' worden om onder lage bruggen door te kunnen.
Bijvoorbeeld als de vaarweg te ondiep is om voldoende ballast in het ruim te zetten. Om met de stuurhut onder een brug van 3,60 meter door te kunnen moeten wij ongeveer 80 ton water in het ruim zetten. De roeren steken dan zo'n 1,90 meter diep. Afgebroken varen gaat ook sneller dan in 'grand ballast', en je hebt meer zicht. Maar ook meer risico om nat te regenen... Sommige schepen hebben daarom een 'overzakbare' stuurhut.
Containerschepen hebben juist een 'hefbare' stuurhut, om over de lading heen te kunnen kijken.
MACHINEKAMER
Midden in de machinekamer staat een grote dieselmotor.
De motor drijft via de schroefas de schroef aan, die voor de voortbeweging
van het schip zorgt. Door een keerkoppeling kan de schroef ook andersom
draaien, waardoor het schip kan 'remmen' of achteruitvaren. Verder bevinden
zich in de machinekamer een of meerdere hulpmotoren, die kunnen dienen
voor het opwekken van stroom en/of de aandrijving van pompinstallaties. Ook
de accu's staan in de machinekamer. Een groot gedeelte van de ruimte wordt
ingenomen door de bunkers, de gasolietanks.
ANDERE SCHEEPSTYPEN
Een Kempenaar is een stap groter dan een spits, 50 meter
lang en 6,60 meter breed, en kan zo'n 550 ton laden. De maten van dit
scheepstype zijn afgeleid van die van de Kempische kanalen, zoals uit
de naam blijkt. De naam van een maatgevende vaarweg of regio vind je
wel bij meer scheepstypen terug, zoals het Canal du Nord schip (ca. 60 bij 5,70
meter, 800 ton), de Dortmunder (ca. 67 bij 8,20 meter, 900 ton) en het
Rhein-Hernekanaalschip (ca. 80 bij 9,50 meter, 1350 ton). Een zogenaamd 'Europaschip'
meet 85 bij 9,50 meter en kan 1500 ton vervoeren. Het grootste binnenvaartschip
is 147 bij 22,90 meter, ruim 9000 ton groot.
Overigens is de spits natuurlijk het ware Europaschip: alleen spitsen kunnen het hele Europese vaarwegennet, van de Noordzee tot de Middellandse Zee, bevaren!
 |
Ook worden schepen soms
genoemd naar het soort lading wat ze vervoeren, of een speciale inrichting.
Zo zijn er containerschepen, palletschepen, zandschepen, autoschepen, en... passagiersschepen.
Schepen die vloeibare of andere verpompbare lading in tanks transporteren
heten tankers. Er zijn cementtankers, gastankers, chemicaliëntankers,
spijsolietankers... Beunschepen hebben waterdichte compartimenten, waardoor
ze boordevol nat zand gepompt kunnen worden zonder te zinken.
SAMENSTELLEN
Er bestaan ook schepen zonder
motor: sleepschepen (meestal bewoond) en duwbakken (niet bewoond). Deze
vaartuigen worden voortbewogen door sleep- en duwboten, of door gewone
vrachtschepen die van een duwsteven zijn voorzien. Slepen komt tegenwoordig
steeds minder voor, duwen steeds meer. Een duwcombinatie van twee
spitsen (meestal van dezelfde eigenaar en beide voorzien van een motor)
wordt over het algemeen met de Franse term 'pousseur' (duwer) aangeduid.
Bij grotere schepen wordt meestal over koppelverband gesproken. Binnenvaartschepen kunnen elkaar overigens niet alleen trekken of duwen,
maar ook nog langszij gekoppeld varen. Bijvoorbeeld voor de gezelligheid... Al deze combinaties
worden samenstellen genoemd.
CIJFERS EN LETTERS
De afmetingen van een schip
en het maximale tonnage moeten op de den staan, evenals het officieel
scheepsnummer (europanummer). Bijna ieder schip heeft zo'n 7-cijferig
'kenteken', waaraan je kunt zien uit welk land het (oorspronkelijk) komt: als het met een
getal tussen de (0)20 en (0)33 begint gaat het om een Nederlands schip, bij
(0)18 om een Frans schip, bij (0)60 om een Belgisch schip, enzovoort. Ook zie
je achter op veel schepen een brandmerk of meetbriefnummer, bestaande uit een
combinatie van letters (plaats) en vier of vijf cijfers. Daarnaast moet ieder
schip voorzien zijn van de naam van de eigenaar en de thuishaven en natuurlijk
van een scheepsnaam.
SCHEEPSNAMEN
Een scheepsnaam is een persoonlijke, meestal weloverwogen,
keuze van de eigenaar. De een noemt zijn schip naar een familielid
of favoriet personage, de ander stelt een naam samen uit beginletters
van de gezinsleden of draait z'n achternaam om, en weer een ander geeft de voorkeur aan een motto als 'Volharding', 'Vertrouwen',
'Energie', 'Avontuur' of 'Vrijheid'. Naast Latijnse zie je tegenwoordig steeds meer Engelse benamingen. Ook namen van vissen, winden en alles wat met water te maken
heeft zijn populair. Sommige rederijen noemen al hun schepen naar een
rivier, stad of kasteel, anderen plakken eenvoudig een volgnummer achter
een (bedrijfs)naam. Varende families hebben ook vaak samenhangende scheepsnamen. De scheepsnaam staat zowe voor- als achterop het schip.
VLAGGEN
Veel schepen voeren achterop
de vlag van hun land van herkomst of een Europese vlag, maar dit is niet
verplicht. Gastenvlaggen zijn in de binnenvaart niet zo gebruikelijk.
In de voormast hangen meestal vlaggen van een bevrachtingskantoor, rederij,
samenwerkingsverband, verzekering, sociaal-economische organisatie, reparatiebedrijf of
bunkerstation. Deze vlaggen dienen als reclame, om te laten zien bij welke
'club' je hoort en ook nog wel een beetje om te zien uit welke hoek de
wind waait... Bij feestelijke gelegenheden, zoals een huwelijk of 'pardon de la batellerie', wordt het hele schip vaak met vlaggen versierd. Veel schippers verzamelen vlaggen.
Daarnaast is er nog een aantal vlaggen met een specifieke
betekenis in gebruik. Met een witte vlag wordt de drinkwaterboot
verzocht langszij te komen. Een rood-witte vlag betekent 'langzaam passeren',
bijvoorbeeld bij werkzaamheden of schade.
ANDERE TEKENS
Vroeger waren er ook blauwe vlaggen. Tegenwoordig gebruikt men een blauw bord met witte rand, wat rechts van de stuurhut geplaatst is, in combinatie met een wit knipperlicht, om aan te geven dat men een ander schip 'verkeerd' wil ontmoeten. Op de marifoon wordt dit meestal stuurboord-stuurboord genoemd (maar in het Frans 'gauche-gauche'). Bijvoorbeeld met het oog op stroming of het binnenvaren van een haven, of omdat de plaatselijke reglementen dat voorschrijven.
De navigatieverlichting van een binnenvaartschip bestaat uit boord-, hek- en toplichten. De boordlichten (een groen licht aan stuurboord en een rood licht aan bakboord) zijn voor andere schepen van voren en van opzij zichtbaar. Toplichten (wit) zijn van voren en deels van opzij zichtbaar. Heklichten (ook wit) bevinden zich achterop het schip. Om de beweging en 'aard' van een ander schip of samenstel in het donker op de juiste wijze te kunnen interpreteren is de positie van deze lichten en hun aantal nauwkeurig voorgeschreven in de reglementen.
Een duwstel moet bijvoorbeeld drie toplichten in de vorm van een driehoek voeren.
Blauwe lichten en 'kegels' geven aan dat een schip gevaarlijke lading vervoert.
|