Zaterdag 15 september

Ni Hao !

Na  het verlaten van het vliegtuig moesten we lang in de rij staan voor de visumcontrole en het inleveren van onze formulieren. Daarna duurde het nog even voor we onze bagage ontdekten, want het vluchtnummer was inmiddels al van de monitoren verdwenen. Van controle op ingevoerde apparatuur, lectuur, enzovoort was totaal geen sprake. In de hal werden we opgewacht door een Chinese jongedame met Tiara-bordje. Na het koppen-tellen leidde ze ons naar een bus, die ons naar het hotel in het 30 kilometer van het vliegveld gelegen hart van Peking bracht.

Onderweg vertelde Feng Wu ons allerlei wetenswaardigheden over Peking en China in het algemeen. Zo leerde ze ons de Chinese begroeting: Ni hao. Ook werden we gewaarschuwd goed op de verschillen tussen grote (yuan) en kleine (jiao) bankbiljetten te letten: de kleintjes zijn niets waard. De Chinese hoofdstad heeft zo'n 12 miljoen inwoners, er rijden 1 miljoen auto's rond en 6 maal zoveel fietsen. Peking kwam op ons over als een stad van brede straten met relatief veel groen, schreeuwerige billboards en torenhoge flatgebouwen, net klaar of nog in aanbouw. Op de volbeladen fietsen na, zou je je onderweg in iedere moderne westerse stad hebben kunnen wanen. Behalve de kleurrijke tolpoorten en een Efteling-achtig park met huizen en tempels van allerlei nationale minderheden zagen we onderweg weinig markante gebouwen.

Chong Wen Men Hotel

Het inchecken in het Chong Wen Men Hotel ging gelukkig groepsgewijs, alle paspoorten werden gekopieerd waarna we al spoedig onze plastic kamersleutels kregen. De kamer en badkamer zagen er beter uit dan we op grond van sommige reisgidsen verwacht hadden. De airco deed goed zijn best, in het nachtkastje lagen slofjes (waar we wel over gelezen hadden, maar ons geen voorstelling van hadden kunnen maken), op het tafeltje voor het raam stond ook het verwachte dienblad met kopjes, theezakjes en een thermoskan warm water en in de badkamer troffen we behalve zeep en shampoo ook nog eens kammen en tandenborstels aan. Erg geruststellend was het met 'sterilized' verzegelde toilet.

Om stroom te hebben moest je je sleutel in een kaarthouder bij de deur stoppen. Het nadeel hiervan bleek, dat je batterijen die lang opgeladen moeten worden nauwelijks vol krijgt als je veel weg bent, want als je er tijdens je afwezigheid een kaart in laat zitten haalt het personeel die er weer uit. Later werden we slimmer, toen stopten we de oplader in het stopcontact van het koelkastje, waar meestal wel voortdurend stroom op blijft staan.

Na vlug wat meegebrachte müslirepen genuttigd te hebben (uit de verhalen van eerdere groepen hadden we begrepen dat de lunch er de eerste dag bij in schoot) waren we weer ruim voor de afgesproken tijd in de lobby. De geldwissel-balie was op dit tijdstip officieel niet bemand, maar gelukkig kwam er na verloop van tijd toch iemand met een flink pakket bankbiljetten opdagen, zodat we vast wat dollars in yuans om konden zetten. (1 yuan, spreek uit 'jun' is ongeveer 30 cent). Volgens de gids mochten we niet te veel wisselen omdat er anders niet genoeg zou zijn voor de hele groep, maar later bleek dat we beter wat asocialer hadden kunnen zijn… In de lobby bevonden zich ook nog een business-center waar je kon e-mailen en faxen en waar postzegels en telefoonkaarten verkocht werden en een winkeltje waar je levensmiddelen, boeken en kaarten kon kopen.

Het Zomerpaleis

Met de bus gingen we vervolgens op weg naar het 24 kilometer ver weg gelegen Zomerpaleis. Dit bleek meer een park dan een enkel paleis, grotendeels bestaand uit water, omgeven door prachtige rode paviljoens, fijn beschilderde galerijen en wat verder weg de wazigblauwe silhouetten van met pagodes bekroonde heuvels.

Waarschijnlijk had je hier best een hele dag rond kunnen kijken, maar wij kregen overal maar even de tijd. Achter het vlaggetje van de gids aan liepen we langs de lotussen, via de Lange Galerij, waar we steeds door souvenirverkopers aangeklampt werden, naar het marmeren schip van keizerin Cixi. Hierna gingen we aan boord van een ander wonderlijk vaartuig, voor een tochtje over het Kunmin-meer, in de richting van een prachtige marmeren brug met 17 bogen.

Het Changhe-kanaal

Achter deze brug begon een kanaal, waar we langs wandelden naar de opstapplaats van onze volgende rondvaartboot, nu een tweekoppige draak, die ons terug naar Peking zou brengen. Onderweg passeerden we nog de prachtige Xiu Yi brug.

Volgens de reisbeschrijving zou het kanaal waar we over voeren een gedeelte van het Grote Kanaal zijn, volgens de plattegrond was het een irrigatiekanaal. In zekere zin is dit allebei waar: het is nu onderdeel van een irrigatiekanaal dat Peking van drinkwater uit het Miyun-stuwmeer voorziet, maar het is oorspronkelijk aangelegd om het Tonghui-kanaal te voeden, wat Peking met het Grote Kanaal verbond.

Sinds de 7e eeuw lag het noordelijke eindpunt van het Grote Kanaal in Tongzhou, zo'n 18 kilometer van Peking. Om schepen met graan tot in zijn hoofdstad (toen Khanbaliq genoemd) te kunnen laten varen gaf Kublai Khan in 1292 de geleerde Guo Shou Jing opdracht een verbindingskanaal aan te leggen. Het grootste probleem hierbij was de watervoorziening. Guo Shou Ling loste dit op door water van bronnen en riviertjes uit de streek ten noorden van Peking, via een aantal nieuwe en bestaande kanalen en meren in de hoofdstad, naar Tongzhou te leiden.

Guo Shou Jing liet eerst een 30 kilometer lang kanaal aanleggen tussen een bron in het dorpje Baifu en het Weng Shan Po Meer, ten noordwesten van Peking. Onderweg werd dit Baifu-kanaal nog door een aantal andere bronnen en riviertjes gevoed. Het Weng Shan Po Meer, nu Kunmingmeer genoemd, diende als reservoir. Hiervandaan werd een kanaal aangelegd naar het Jishuitanbassin, de haven van Peking (nu de drie meren ten noorden van Beihai-park). Dit kanaal werd Changhe (Lange Rivier) genoemd.

Het Jishuitanbassin werd met Tongzhou verbonden door het Tonghui-kanaal. Dit kanaal, waarin 24 sluizen lagen en wat nu in het centrum van Peking grotendeels gedempt is, liep vanuit de haven, langs de oostkant van het keizerlijk paleis in zuidelijke richting (nu Beiheyan-weg) via de stadsgracht en vervolgens (via wat nu de Chang'an-boulevard is) naar het oosten. Vanuit het Jishuitanbassin legde Guo Shou Jing ook nog een afwateringskanaal aan naar de Wengyu-rivier, die in Tongzhou weer aansluit op het Grote Kanaal, wat mogelijk ook bevaarbaar was.

Toen Nanjing de Chinese hoofdstad werd raakte het kanalenstelsel rond Peking al snel in verval. In 1420 verhuisde het hof weliswaar weer naar Peking, en werd het noordelijk deel van het Grote Kanaal in ere hersteld om op grote schaal bouwmaterialen aan te voeren voor talloze tempels en paleizen, maar het Tonghui-kanaal vormde toen door allerlei waterbouwkundige veranderingen geen rechtstreekse verbinding meer tussen het Grote Kanaal en de hoofdstad.

Het Changhe-kanaal werd sindsdien door de keizerlijke familie gebruikt om zich tussen de Verboden Stad en het Zomerpaleis te verplaatsen: we volgden dus een keizerlijke vaarroute.

Er zouden nog twee sluizen uit 1292 gedeeltelijk bewaard gebleven zijn, een zo'n 8 kilometer ten oosten van Peking, bij Gaobeidian, en een aan het Changhe-kanaal, bij de Wanshou Si (Tempel van Lang Leven). Deze sluis, de Guangyuan Zha, is door keizer Qianlong nog in een gedicht vereeuwigd.

Ergens in deze buurt, tussen het brede en steriele irrigatiekanaal en de parkachtige omgeving van de Beijing Zoo, passeerden ook wij tot onze grote verrassing een sluis. Deze was zo te zien echter gloednieuw, met hydraulische puntdeuren en muren die bestonden uit imitatie-rotsen. Sommige 'rotspunten' staken zover uit dat ze al weer kapot gevaren waren, en het betonijzer tevoorschijn kwam. Tijdens het afschutten begon het al te schemeren en het laatste deel van onze 9 kilometer lange tocht legden we bijna in het donker af. Net toen we dachten dat we nóg een sluis zouden krijgen sloegen we rechtsaf, een groot bassin in, waar de bus al stond te wachten om ons naar het restaurant te brengen.

Eten in China

Dat restaurant bevond zich in een park, bij de 'Tempel van de Aarde'. Het zag er van buiten erg uitnodigend uit met al die verlichting en rode lampionnen. Binnen werden we door 'traditioneel' gelede dames naar onze tafels gebracht. Aan iedere tafel was plaats voor 9 of 10 personen. In het midden stond een glazen draaiplateau, waarop een tiental heerlijk uitziende en vooral prima smakende gerechten werd geplaatst.

De meeste schotels bestonden uit malse stukjes vlees en/of knapperige groentes, daarnaast was er roerei en frites, later nog gevolgd door rijst, soep en watermeloen. Ieder had een klein bordje, een glas, een kom met lepel, een theekommetje en natuurlijk eetstokjes. We begonnen met een kopje thee, daarna werden onze glazen gevuld met bier, water of Sprite. De theepot werd gedurende de maaltijd voortdurend bijgevuld, als je meer bier of fris wou moest je daarvoor (direct!) betalen.

Natuurlijk aten we dapper met stokjes, die je blijkbaar op verschillende manieren vast kunt houden. Hoe we het servies moesten gebruiken was ons niet helemaal duidelijk. We schepten maar wat vlees op onze bordjes en rijst in onze kommetjes, maar de Chinezen doen het vlees bovenop de rijst. Het nadeel daarvan is dat de rijst niet meer plakt als er saus door zit, en daardoor 'onhandelbaar' wordt met stokjes. Maar het voornaamste is dat alles heerlijk smaakte. Terug in het hotel kon ik het nog net opbrengen om wat aantekeningen op te krabbelen, ik viel werkelijk om van de slaap. Ik bedacht, dat het in alle opzichten een bijzondere verjaardag was geweest: een hele korte dag maar toch ook weer een ontzettend lange, zonder telefoontjes en cadeautjes maar toch heel feestelijk, en vooral verder van huis dan ooit tevoren…

   
 
©PICARO