Vrijdag 23 augustus

We rijden verder de Blavet af, naar Lochrist. Op de kaart, want de boordcomputer is compleet de draad kwijt, stuurt ons eerst rechtsaf en zegt dan 'probeer te keren' en als we dat gedaan hebben moeten we weer terug. Midden op de autoweg zegt mevrouw vrolijk 'u verlaat de gedigitaliseerde zone' enzovoort. Geen idee wat er aan de hand is.

We parkeren in het dorp en fietsen dan langs de rivier naar sluis Grand Barrage. Hier zitten niet alleen twee sluizen slechts 200 meter uit elkaar, wat op een rivier nogal uitzonderlijk is, maar er is ook een Maison de l'eau et d'hydrologie, gewijd aan de scheepvaart op de Blavet. Het zit dicht maar op de deur hangt een briefje dat je je in dat geval tot het gieterijmuseum moet wenden. Dat blijkt een heel end terug te zijn, zo ongeveer bij de camper. Tot overmaat van ramp horen we dat het watermuseum pas 's middags om half vijf open gaat. Daar gaan we dus niet op zitten wachten.

Een behoorlijke tegenvaller, maar we leven weer helemaal op als we bij de laatste sluis op de rivier komen, Polhuern. Het is net laag water en beneden de sluis, een gewoon handsluisje overigens, staat nog zo'n twintig centimeter water. De hele rivierbedding is bovendien bezaaid met rotsblokken, een machtig gezicht. Daar tussendoor loopt een vaargeultje naar de sluis toe, maar als je dit een keer droog gezien hebt zal het toch niet lekker varen! Op de plaats waar langs het jaagpad een bordje 'zoutwatergrens' staat wordt de bodem zanderiger. We fietsen nog wat verder, naar het stadje Hennebont, waar veel jachtjes liggen. Zo gauw je hier genoeg water onder het schip hebt, heb je niet genoeg doorvaarthoogte onder de bruggen meer, lijkt ons.

Musée de l'eau et de l'hydraulique, Ecomusée industriel des forges, ZI des Forges, 56650 Inzinzac Lochrist, tel. 33 (0)2 97 36 98 21
Pays d'accueil de la vallée du Blavet, BP 43, 4 rue Botkermarrec, 56150 Baud, tel. 33 (0)2 97 51 09 37

LORIENT

Na de lunch rijden we naar de havenstad Lorient, aan de monding van de Blavet, om daar de onderzeebootbasis te bezoeken. Die basis werd in het begin van de tweede wereldoorlog door de Duitse bezetters aangelegd om hun U-boten die op de Atlantische Oceaan actief waren snel te kunnen repareren of bevoorraden. Soortgelijke bases waren ook in Brest en La Rochelle (Das Boot). Na de oorlog werd de basis door de Franse marine overgenomen, en pas in 1997, met de afschaffing van de laatste conventionele onderzeeër, afgestoten. Volgens onze vaargids mogen alleen Franse burgers de basis bezoeken, maar dat blijkt niet meer te gelden.

We krijgen een uitgebreide rondleiding door Keroman 3, de grootste bunker en de enige die nog in originele staat is. De twee andere betonkolossen, die overigens in acht maanden tijd door de Duitsers uit de grond gestampt zijn, zijn inmiddels in gebruik door maritieme bedrijven. Alleen Keroman 3 kon al elf onderzeeërs herbergen in z'n vijf dokken. Het is een indrukwekkend gebouw. Voor de sluisdeuren liggen wrakken, om de invaart te beschermen, het dak is van 3,5 meter dik beton, met daarboven een loze ruimte met betonnen balken die de ergste klappen van een bombardement op moesten vangen. Er zijn plannen om van het kolossale gebouw een museum te maken, maar dat gaat nog wel even duren. De belangstelling is echter groot genoeg: er moeten dagelijks bezoekers weggestuurd worden omdat alle rondleidingen vol zitten.

De rest van Lorient geloven we wel, de hele stad is door de geallieerden platgebombardeerd, dus weinig kans op leuke straatjes. Daarna moeten we toch weer eens dringend drinkwater zien te tanken. Volgens de gids is in Guipel een serviceplek bij de camping. Wanneer we van de autoweg afslaan en de camperbordjes volgen komen we echter op een bedrijventerrein terecht. Daar blijkt een camperhandel te zitten die een servicezuil heeft, dat is pas service. We gaan ook even in de bijbehorende winkel rondsnuffelen en kopen een paar plastic wielkeggen, waarmee je de camper heel gemakkelijk mooi vlak zet. Bijna alle campers gebruiken ze.

Als we weer op de autoweg, richting westen, zitten barst er een enorme hoosbui los. De hele weg staat blank. Veel auto's gaan met hun alarmlichten aan op de vluchtstrook staan. Dat hebben we nog nooit gezien, vinden het ook niet veiligheidsverhogend. Een stukje verder is er geen vuiltje meer aan de lucht. We besluiten een plekje te zoeken in Concarneau, een vissersstadje.

Office de tourisme, Maison de la Mer, Quai de Rohan, 56100 Lorient, tel. 33 (0)2 97 21 07 84, www.lorient-tourisme.com

CONCARNEAU

Campers worden hier geacht bij het (niet meer in gebruik zijnde) station te parkeren. Er is een gratis busdienst naar het centrum en bovendien een servicepunt, maar het is naar onze maatstaven nou niet echt een mooi plekje. We fietsen de helling af richting centrum. In de baai ligt een door vestingmuren omgeven eilandje. Binnen de muren talloze souvenirwinkeltjes en restaurantjes. Wel leuk om even door te lopen. Vervolgens fietsen we nog een stuk langs de boulevard. Alle parkeerplaatsen hier zijn verboden voor campers, de kust kun je met een camper maar beter vermijden. We waren eigenlijk van plan Kia weg te brengen en dan wat in de stad te gaan eten, maar omdat de lucht weer dreigend donker wordt nemen we maar een pizza mee. Uiteindelijk vallen er maar een paar spatjes, maar omdat er in de directe omgeving weinig te beleven valt (behalve naar de luidruchtige telefoongesprekken van onze Italiaanse buren luisteren) brengen we de avond eens lezend/schrijvend in de camper door.

Vorige Volgende


© PICARO